Door: Liselotte
Toen ik jong was, was ik altijd al anders dan alle andere kinderen. Ik kon zo moeilijk meekomen dat ik van school gewisseld ben in groep 6. Op de nieuwe school ging het allemaal niet heel veel beter en zijn we gaan kijken of er iets ‘mis’ was met mij. Op m’n tiende heb ik het plakkertje ADHD gekregen, want ik was wel erg druk en eigenwijs.
Even voor de duidelijkheid, ik was toen een meisje, nu een vrouw. En vrouwen moeten zich in de wereld zo ontzettend aanpassen dat ze bijna altijd een verkeerde diagnose krijgen. Zo ook ik. Ik had geleerd dat er niet op mij werd gereageerd als ik huilde, dus ik moest maar op een andere manier duidelijk gaan maken dat ik het ergens niet mee eens was. Ik ‘leerde’ paniekaanvallen krijgen. Op die manier werd er wel naar mij omgekeken en werden mijn behoeftes en wensen wel beantwoord.
“Ga maar wat energie verbranden”
Ik had erg moeite met grote groepen mensen om me heen, met veel lawaai, met een veranderend schema. Dit zijn allemaal dingen die later onder de noemer autisme werden verklaard. Jaren ben ik met de plakker ADHD door het leven gegaan, waardoor mensen ook aanpassingen voor mij maakten. In theorie was dit super, alleen reageerde ik hier niet helemaal op zoals verwacht. Ik werd er juist onrustiger van als ik op school koffie mocht gaan halen voor de juf, ik werd er thuis helemaal kriegel van dat ik elke keer als ik wat druk deed gelijk naar buiten moest om “wat energie te verbranden”. Ik voelde me helemaal niet zoals mensen allemaal zeiden dat ik me voelde; ik had helemaal geen ADHD.
Eindelijk thuis in een diagnose
Wat had ik dan wel? Iets liep bij mij toch echt anders dan bij anderen. Dat was de vraag die we onszelf nu stelden. Gek genoeg kwamen we in een of ander blad een klein artikel tegen over de herkenpunten van autisme bij meisjes. Dit werd samengevat in een lijstje met zo’n negen punten. Ik herkende me in allemaal. Rond deze tijd liep mijn revalidatietraject af, dat ik had in verband met fysieke klachten. Bij de psycholoog van de revalidatie kaartte ik aan dat ik dacht dat ik misschien wel autisme had. Zij heeft me doorgestuurd naar GGNET om een onderzoek te doen en een dik half jaar verder stond ik buiten met de juiste naam voor mijn “andersheid”: autisme. Ik voelde me bijna thuis in deze diagnose. Eindelijk had ik een uitleg voor de dingen waar ik moeite mee had. Eentje waar ik me nu wel écht in kon vinden. Ik voelde me begrepen. Sinds dit moment, mijn 18e verjaardag, ben ik bezig geweest met kennis vergaren en overbrengen naar anderen. Ik hoor vaak dat ik, voor een autist, wel communicatief ben en goed kan vertellen over hoe het zit voor mij. Blijkbaar leren mensen daar dan van.
Kennis overbrengen
Naast autisme heb ik ook last van een angststoornis, paniekstoornis, psychogene niet-epileptische aanvalstoornis (PNEA), depressie, chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) en fybromyalgie. Over dit alles sta ik meer dan open om mijn duit in het zakje te doen als het aankomt op kennis overbrengen, en te proberen te zorgen dat mensen begrip krijgen.